Ze zeggen weleens zo lekker pathetisch ‘een dag niet gelachen is een dag niet geleefd’, en om te voorkomen dat ik dus een dag niet leef, leek het me nuttig om mee te doen aan een online lach-workshop.
Online lachworkshop
Ik was onvoorbereid, het enige wat ik wist was dat ik moest gaan lachen, maar dat mijn twee mondhoeken deze avond nog omhoog zouden komen, daar kon ik me bijster weinig bij voorstellen. Het was donker buiten, ik kreeg mijn lenzen niet uit, ik had een potje rodekool op de vloer van de supermarkt kapot laten kletteren, mijn hond had diarree en ik had ruzie met mijn luxaflex gemaakt die na onze worsteling niet meer omhoog of naar beneden ging – knappe man of vrouw die mij nog kon laten lachen, dus.
Ik ging zitten voor mijn laptop, moest ik ook nog gaan stáán. Daar had ik toch helemaal geen puf meer voor aan het eind van de dag waarop louter Netflix lonkt? Met moeite onderdrukte ik de neiging een Irish goodbye uit te voeren, want daar is Zoom uitermate geschikt voor (kruisje-klik-weg). Eerst werd er iets uitgelegd door mijn lachdocent Ilona Bloeme. Vrolijke achternaam, vrolijk gezicht.
Ha
Ze vertelde dat we normaal lachen door externe factoren, door dingen die we zien, die ons overkomen, die andere mensen zeggen of doen. We zijn dus, zo zei Ilona, wat lol betreft afhankelijk van wat ons overkomt. Waarom leren we onszelf niet te lachen zonder reden? Wie lacht maakt endorfine aan, traint de spieren in het gezicht, dat helpt tegen angst en stress en het werkt ook pijnstillend.
En om dat alles te bereiken, moest ik dus ‘ha’ zeggen. En ‘ha, ha, ha’. En bij elke ‘ha’ moest ik een vinger van de ene hand tegen de vinger van mijn andere hand aanleggen. ‘Ha ha ha,’ deed ik. Dit is ongemakkelijk, dacht ik. Elk ha’tje galmde door mijn woonkamer en ik geneerde me een beetje, ik vervloekte mijn kapotte luxaflex en baalde dat ik de buren niet had geappt dat ik meedeed aan een lachworkshop, zodat ze in elk geval een verklaring hadden voor de vreemde geluiden die door hun muur kwamen.
Lisanniaans
Ik boog na de eerste oefening naar mijn beeldscherm. Wie wáren die mensen eigenlijk, die mij vanuit hun woonkamer luidkeels toelachten? Ik keek naar de gezichten. Het waren vrolijke mensen, hun lachgeluiden waren dan weer hoog, dan weer laag. Daarna lachten ze allemaal als een chimpansee – dat was de opdracht. Daarna als een heks. En als een kabouter.
En ineens ik dus ook. Een zenuwachtige, schelle chimpanseelach, een minikabouterlachje, een smalend heksenlachje, en toen, ineens, spontaan, ongepland, een Lisanniaanse lach erachteraan. Luid, duidelijk en vooral ook oprecht. En dat was het, uiteindelijk: drie kwartier lachen, met z’n allen, met de daaropvolgende dankbare buik- en wangpijn en het besef dat je je lach altijd bij je hebt.
Journalist Lisanne van Sadelhoff (31) woont met haar hond Leo in een klein – maar fijn – appartement in Utrecht. Elke week schrijft zij in Flair over wat haar bezighoudt. Op de hoogte blijven van onze leukste artikelen en winacties? Schrijf je dan gratis in voor onze